Meer dan één auto gelijktijdig ter beschikking: voor hoeveel auto’s bijtellen?
Een werkgever stelt aan een werknemer gelijktijdig drie auto’s ter beschikking. De werknemer rijdt met elke auto meer dan 500 kilometer privé per kalenderjaar. In het gezin van de werknemer heeft ook de partner een rijbewijs en is er één auto in privé die geschikt is voor privégebruik.
Voor hoeveel auto’s moet je bijtellen?
1. Drie auto’s.
2. Twee auto’s.
3. Eén auto.
4. Geen auto.
Het derde antwoord is juist: één auto.
Je hoeft maar voor één auto bij te tellen als de werknemer gelijktijdig drie auto’s van de zaak ter beschikking heeft.
Als in het gezin van de werknemer twee of meer personen een rijbewijs hebben, tel je bij voor evenveel auto’s met de hoogste bijtelling. In de vraag hebben twee personen een rijbewijs, de werknemer en zijn partner. In principe moet je daarom voor twee auto’s het privégebruik bij het loon tellen.
In privé heeft de werknemer één auto die net zo geschikt is voor privégebruik. Je mag het aantal auto’s waarvoor de bijtelling geldt, met één auto verlagen.
Je past de bijtelling toe voor één auto. Dit geldt voor de auto met de hoogste bijtelling.
Mocht de inspecteur van de Belastingdienst van mening zijn dat je in het hierboven genoemd voorbeeld voor meer auto’s moet bijtellen, dan moet de inspecteur aantonen wat hiervoor de reden is.
Zie voor meer informatie paragraaf 23.3.12 van het Handboek Loonheffingen 2024 (belastingdienst.nl) – Meer dan 1 auto tegelijk ter beschikking stellen.